Steeds meer Nederlanders gaan in Duitsland wonen. Naast de omschakeling wat cultuur en taal betreft ontstaan er door het leven in Duitsland een aantal veranderingen en bijzonderheden ten aanzien van de juridische status van deze Nederlanders. Bijvoorbeeld in geval van overlijden en de verdeling van een nalatenschap. Vaak wordt aan deze problematiek geen aandacht geschonken. Bij een langer verblijf in Duitsland is het echter raadzaam, de planning van een nalatenschap met behulp van een jurist/specialist te maken – alleen al om onaangename verrassingen te voorkomen.
Stel een Nederlander woont op het moment van overlijden in Duitsland en heeft aldaar vermogen. Naar Duits recht is het recht van de nationaliteit van toepassing. Ook naar Nederlands recht geldt in beginsel het recht van de nationaliteit. Toch wordt uiteindelijk de erfopvolging bepaald volgens het recht van die staat, waarin de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats (gewöhnlicher Aufenthalt) had, als de erflater zich direct voor zijn dood tijdens een periode van minimaal vijf jaar ononderbroken in deze staat heeft opgehouden. In de praktijk betekent dit dat voor een Nederlander, die naar Duitsland verhuist, voor de eerste vijf jaar het Nederlandse erfrecht van toepassing blijft en na afloop van vijf jaar het Duitse erfrecht geldt.
Wettelijke erfopvolging
Net als Nederland verdeelt in Duitsland de wettelijke erfopvolging (Gesetzliche Erbfolge) familieleden in groepen. Erfgenamen van de eerste groep (Erste Ordnung) zijn de afstammelingen van de erflater (Erblasser). In eerste instantie zijn dit de kinderen. Wanneer een kind niet meer leeft diens afstammelingen, dus de kleinkinderen en achterkleinkinderen van de overleden persoon. Erfgenamen van de tweede groep (Zweite Ordnung) zijn de ouders van de overleden persoon en hun afstammelingen, dus moeder, vader, broer en zus van de overledene. Zij komen enkel aan bod, wanneer er geen erfgenamen in de eerste groep bestaan. Erfgenamen van de derde groep (Dritte Ordnung) zijn de grootouders van de overledene en diens afstammelingen (tantes, ooms, neven en nichten). Erfgenamen van de vierde groep en verdere groepen (Vierte Ordnung und weitere Ordnungen) zijn de overgrootouders van de overledene en diens afstammelingen.
De hoogte van het wettelijk erfdeel van familieleden verandert, wanneer de overledene gehuwd is geweest en de echtgeno(o)t(e) nog leeft; overigens genieten ook partners van gelijk geslacht een erfrecht, voor zover het (levens)partnerschap wettelijk geregistreerd is. Een overlevende echtgenoot, die wettelijk erfgenaam wordt (dus niet in een testament is bedacht), ontvangt van tevoren en aanvullend bij zijn erfdeel het zogenoemde Voraus; dit zijn alle bij het huishouden behorende voorwerpen zoals meubels, tapijten, huishoudelijke apparatuur, boeken en schilderijen.
De hoogte van het erfdeel (Erbquote) van de overlevende echtgenoot kan verschillen. Deze hangt er van af of de familieleden van de overledene tevens erven en welke familieleden dit zijn. Anderzijds is de hoogte van het erfdeel ook afhankelijk van de (eventuele) huwelijkse voorwaarden (Güterstand) die de echtgenoten hebben laten vastleggen. Volgens de wet erft de echtgenoot naast de familieleden van de eerste groep (bijv. de kinderen) ¼ van de nalatenschap. Het overige deel van het erfdeel dat erbij komt hangt van de huwelijkse voorwaarden van de echtgenoten af. Hebben zij in wettelijk deelgenootschap (Gesetzlicher Güterstand der Zugewinngemeinschaft) geleefd – die steeds geldt, als er niets anders werd vastgelegd – komt hier nog eens 1/4 erfdeel bij.
Over het recht op de legitieme portie, huwelijkse voorwaarden, de gevolgen van een testament of erfcontract, en over het aan de Duitse fiscus verschuldigde successierecht leest u in de volgende uitgaven van de Juridische Nieuwsbrief Duitsland.