Er zijn niet alleen maar aardige Duitsers!
Bovendien verschijnt er ook nog het boek ” De sympathieke reus” van Kees Versluis wat toch bijna op een ideologische onderbouwing van deze nieuwe rage begint te lijken (ik ben pas halverwege, maar over uiterlijk 10 bladzijden zal ik waarschijnlijk besluiten om een Duits vlaggetje aan mijn auto te hangen en door Nederland te gaan rijden opdat ik optimaal kan genieten van jullie positieve gevoelens. Ik heb het vermoeden dat met deze uitdossing iedereen mij vriendelijk zal toezwaaien zoals wij dat vroeger als trotse bestuurders van een 2CV onderling ook deden).
Wellicht zal ik zelfs mijn Wuppie (niet Welpje) uit mijn auto verbannen die ik tot nu toe altijd op mijn dashboard plaatste als ik in grote Nederlandse steden parkeerde in de hoop dat de plaatselijke hangjongeren mijn auto met een Duits kenteken uit respect voor dit nationale symbool niet zouden molesteren, hetgeen tot nu toe wonder boven wonder feilloos heeft gewerkt.
Ik moet zeggen, Nederlanders worden voor mij langzamerhand “unheimisch” om eens typisch Nederlands woord te gebruiken.
Waar zijn de gevoelens gebleven, die in de jaren ´70 en ´80 van de vorige eeuw hun uitdrukking vonden in films zoals Pastorale ´43, Soldaat van Oranje, De Aanslag etc.
Waar is de geest van de wijzende vinger na de brand in een asielzoekerscentrum in Solingen in het jaar 1993 die uitmondde in de actie ” Ik ben woedend” (voor de historiebeten onder u: in de zomer van dat jaar werd de Nederlandse bevolking opgeroepen haar ongenoegen m.b.t. de “situatie in Duitsland” (men veronderstelde een wederopstanding van nationaal-socialistische neigingen) kenbaar te maken. Om dit te bewerkstelligen lagen overal in Nederland prentbriefkaarten met de tekst “ik ben woedend”. Na ondertekening door de woedende Nederlanders werden deze centraal verzameld en met bussen naar Duitsland vervoerd en afgeleverd bij het Bundeskanzleramt van dhr. Kohl. In totaal 1,2 miljoen verontwaardigde Nederlanders deden aan de actie mee.
En waar zijn de emotionele restanten van het Clingendael – onderzoek waaruit moest blijken dat de Nederlandse jeugd een bloedhekel aan Duitsers had.
Alles verschwunden, weg, Ende, Schluss, aus.
Hoe kon het zover komen, vraagt de gemiddelde Duitser zich af, “was haben wir denn jetzt schon wieder falsch gemacht“, als de Nederlanders ook nog positief over het Duitse voetbal gaan denken ( na de uitschakeling van Oranje door Rusland tijdens het EK werd toch waarlijk gehoopt dat in elk geval Duitsland van de Hiddingsche Nederrussen zou winnen, zoals men uit de reacties op de internetversie van de Telegraaf kon opmaken).
Volgens een officiële “woordvoerder” (om het maar zo te zeggen) van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken komt dit – kort samengevat – voort uit het feit dat na het Clingendael Onderzoek onze bondspresident Roman Herzog in 1995 Nederland heeft bezocht en op hoog niveau verschillende parlementaire delegaties elkander hebben ontmoet, hetgeen reeds spoedig tot ontspanning van de relatie tussen Nederland en Duitsland heeft geleid. Helaas vergeet men in dit verband de uitmuntende prestatie van wijlen ambassadeur Otto von der Gablentz te memoreren, die als geen ander het beeld van een sympathieke Duitser bij de Nederlandse bevolking wist op te roepen, niet omdat het zijn opdracht was, maar omdat hij gewoon zichzelf was.
Ook wordt volstrekt de uitwerking onderschat van het feit dat beginnend medio jaren ´90 Duitsland ( door de oplopende kosten van de Duitse eenwording) tastbaar steeds armer en Nederland steeds welvarender werd. Dit leidde begin deze eeuw tot een superioriteitsgevoel aan Nederlandse kant tegenover de grote buurman in het oosten en als je rijker bent of je rijker voelt dan je buurman dan kun je genereus met je gevoelens omgaan. Het verleden doet er niet echt meer toe als je in een land leeft waar grote groepen van de bevolking een minimalistische verhouding tot de eigen historie hebben, alhoewel ik verneem dat in Nederland de VOC-mentalieit weer hoogtij gaat vieren.
Het probleem met de VOC-mentaliteit is mijn inziens, dat je deze mentaliteit in haar historische context moet zien en durf en handelsgeest gepaard gingen met een bepaalde houding tegenover degenen waar je “handel” mee dreef. Het indenken in de lokale gewoontes en gebruiken, het doorgronden van de socio-culturele achtergronden van de mensen hoorde er toen beslist niet bij. En zo kwam het dat het beeld, dat men in Nederland van de bevolking en het leven in de overzeese gebieden had, niet in overeenstemming was met de harde werkelijkheid. Pas Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli maakte met zijn boek Max Havelaar, waarin hij – op basis van zijn eigen ervaringen – de behandeling van de plaatselijke bevolking door Nederlandse en Nederlands-Indische bestuurders aan de kaak stelde, hier een einde aan.
Spiegelbeeldig aan het resultaat van het boek van Multatuli is er m.b.t. Duitsland en de Duitsers geen reden tot verheerlijking. Wij zijn een land met ca. 81 miljoen inwoners en tegen de berichtgeving en de huidige tijdsgeest in Nederland in zijn weliswaar veruit de meeste Duitsers best wel aardig, maar dat geldt lang niet voor iedereen.
In zakelijk opzicht heb ik het gevoel dat veel Nederlandse ondernemers er een handje van hebben, de minder aangename Duitsers tegen het lijf te lopen en deze in miskenning van hun geaardheid tot directeur van hun Duitse vennootschap te maken of vol vertrouwen op basis van blanco krediet te beleveren. Wellicht is deze indruk gevoed door mijn beroepsdeformatie, maar de dagelijkse praktijk van ons kantoor wijst nadrukkelijk in deze richting.
P.S. Multatuli is overleden in Nieder-Ingelheim ( Duitsland)