“Made in Germany” lucratiever dan “Shipped in Holland”
Nederland staat net als Duitsland bekend als een exportnatie van formaat. Maar spullen “Made in Holland” spelen hierbij sinds enige tijd niet meer de rol van weleer. Sneller dan de “echte” uitvoer – dus de export van in Nederland gefabriceerde goederen – groeit sinds tien jaar de wederuitvoer: schoenen, kleding, computers, speelgoed en huishoudelijke apparaten worden in China in grote massa`s in containers geschoven en komen via Hongkong of Singapore in Rotterdam terecht. Hier stuurt een logistiek ondernemer zonder veel plichtplegingen zijn tussentijds geparkeerde containers op een duwbak de Rijn op richting Duitsland. Daar worden de spullen uitgeladen en uitgepakt en vinden vervolgens via de detailhandel hun weg naar de Duitse klant.
Wederuitvoer is dus de uitvoer waarbij ingevoerde goederen in (vrijwel) onbewerkte staat het land weer verlaten. Voorwaarde is dat ze tijdelijk eigendom zijn geweest van een ingezetene – anders is het doorvoer. Terwijl het Nederlands fabrikaat vier jaar geleden nog een aandeel van 60 procent van de totale export had, overtreft inmiddels de wederuitvoer met een waarde van circa 140 miljard euro (2006) de “gewone” export. Afgelopen jaar importeerde Nederland voor 23 miljard euro goederen uit China (tien jaar geleden was dat nog maar twee miljard euro!). Inmiddels staat China op de lijst van Nederlandse leveranciers op de vierde plaats. Aangezien twee derde van de eerder ingevoerde spullen wordt doorverkocht naar de rest van Europa, kunnen we ervan uitgaan dat ook Duitsland als `s lands beste klant het afgelopen jaar echt niet voor 60,5 miljard euro boter, tomaten en aardgas heeft besteld!
“Made in Holland” heeft dus plaats gemaakt voor “Shipped in Holland”. Als je nu bedenkt dat de wederuitvoer 1985 nog maar met 21 miljard euro in de boeken stond, levert het kisten schuiven ogenschijnlijk aardig wat op voor de Nederlandse economie. Zeker, de wederuitvoer groeit tot nu toe constant en Nederland vaart er wel bij. Maar feit blijft wel, dat er op deze manier minder toegevoegde waarde in Nederland wordt gecreëerd. Terwijl voor een authentiek Hollands fabrikaat de toegevoegde waarde op iedere euro 61 cent bedraagt, houdt men aan een weer uitgevoerd product slechts negen cent over. Als dus de Nederlandse export in toenemende mate uit wederuitvoer gaat bestaan, zonder dat op de geïmporteerde goederen nog een kleine, waarde toevoegende bewerking plaats vindt, maakt Nederland veel kosten tegenover steeds minder baten. Per euro uitvoer wordt er zo steeds minder verdiend en zal de toegevoegde waarde van internationale handel in `s lands economie – relatief – afnemen. Ook is Nederland, als het dit patroon blijft volgen, kwetsbaar voor fluctuaties in de wereldeconomie. De prijs van wederuitvoerproducten wordt immers elders bepaald.
Terwijl Nederland in toenemende mate het voorbeeld van Hongkong en Singapore volgt en inmiddels inzake “dozen schuiven” in Europa duidelijk aan kop gaat, kiest de “Exportweltmeister” voor een behoudend patroon. In Duitsland bedroeg de wederuitvoer 2006 met 115 miljard euro niet meer dan 15 procent van de totale export (896 miljard euro). Anders dan in het distributieparadijs Nederland staan de Duitsers nog aan de werkbank en houdt men er hier per geïnvesteerde euro toch aardig wat centen toegevoegde waarde aan over. Hier liggen kansen voor Nederlandse ondernemers die overwegen, hun bedrijf naar Duitsland te verplaatsen of er een dochteronderneming op te zetten. Op de Duitse markt is de gulden nog een daalder waard, zou je bijna zeggen. In ieder geval levert iedere verwerkte euro meer op.