Werkgevers noemen het een vertrouwensbreuk, vakbonden doen het graag af als futiliteit en zien hierin geen reden voor ontslag om gedragsredenen: toen onlangs de medewerkster van een Duits verpleegtehuis op staande voet werd ontslagen, omdat zij een half dozijn Maultaschen (zwabische ravioli) uit de keuken mee naar huis nam, en haar ontslag door de rechter werd bevestigd, was zij een dag lang vaker op TV dan Angela Merkel of Louis van Gaal. En het spreekt bijna vanzelf dat miljoenen verontwaardigde Duitsers spontaan haar zijde kozen en de uitspraak van de rechtbank “schandelijk” vonden.
Het oordeel lijkt streng. Toch was het bijna onvermijdelijk, en wel vanwege het feit dat de 58-jarige vrouw de resten van de maaltijd van haar patiënten niet ter plekke verorberd maar ondanks een alom bekende huisregel in haar tas had gestopt. Volgens de rechter beslist alleen de werkgever hoe er met zijn eigendom wordt omgegaan. Het is uitsluitend zijn zaak of hij resterende levensmiddelen aan zijn medewerkers mee naar huis geeft of ze bij het afval zet.
Ontslagen wegens wissewasjes zijn in Duitsland bepaald geen uitzondering, alleen krijgen ze in tijden van economische recessie natuurlijk wel een dramatisch tintje; werkgevers en arbeidsrechters worden dan al gauw als nietsontziend en harteloos neergezet. Maar objectief bekeken heeft de Duitse rechtspraak in deze een lange traditie. Sinds jaar en dag zijn vermogensdelicten hier een reden voor ontslag op staande voet, of het nou gaat om het meenemen van bedrijfsgereedschap, onjuiste onkostendeclaraties, het stelen van een pakje sigaretten, een lippenstift of een monster zonder waarde.
Terwijl er bij iedere nieuwe bagatelzaak steeds een storm van verontwaardiging oplaait, is de Duitse jurisdictie in deze consistent: omdat er een vertrouwensbreuk in het geding is, die door het misdrijf teweeg werd gebracht. Wel kunnen rechters individueel afwegen of de specifieke omstandigheden van een geval – de duur van het dienstverband, de waarde van het voorwerp in kwestie – niet toch in het voordeel van de werknemer geïnterpreteerd zouden kunnen worden.
Natuurlijk neemt een enkele werkgever zo’n delict, al is het nog zo nietig, maar al te graag als aanleiding, om zich van “lastige” medewerkers te ontdoen; omdat je als werkgever bij opzeggingen vanwege slechte prestaties of grove fouten voor de arbeidsrechter nauwelijks kans van slagen hebt, komt in zo’n geval een bagatelzaak natuurlijk te gelegener tijd.
Uitspraken zoals in de zaak van de Maultaschen-diefstal halen de nationale pers. Over bagateldelicten als deze wordt in talkshows verhit gediscussieerd. Maar ook menig jurist vraagt zich inmiddels af, of er niet ook in het arbeidsrecht een “onbenulligheidslimiet” moet worden ingevoerd. Per slot van rekening is ook in het strafrecht de regel van toepassing: diefstal is niet meteen diefstal. Tegenstanders van een limiet argumenteren dat het niet om de waarde van een voorwerp gaat maar om de op vertrouwen gebaseerde relatie tussen ondernemer en werknemer, die tenslotte ook in de toekomst nog met elkaar zouden moeten werken.
Bovengenoemde verpleegster zal nu waarschijnlijk niet alleen denken: had ik die Maultaschen maar nooit aangeraakt. Zij zal het inmiddels ook betreuren dat ze de 25.000 euro afkoopsom niet heeft geaccepteerd die de rechter haar voor de uitspraak als schikking had aangeboden. Nu rest haar enkel een overtuigende performance in hogere instantie.
Meer weten over Duits arbeidsrecht? Neem contact op met Gisela Surmann, Torsten Viebahn of Anja Romijnders.