Heden de volgende stelling:
In economisch moeilijke tijden mogen bedrijven het salaris van hun werknemers inkorten.
Ook dit is eerder een gerucht. Zelfs in tijden van zware economische recessie kunnen werkgevers niet zomaar op de salarissen bezuinigen. Weliswaar bestaan er een aantal wettelijke mogelijkheden, waardoor een werkgever in het uiterste geval vergoedingen naar beneden kan corrigeren. Maar hiervoor ligt de lat wel erg hoog.
Om te beginnen heb je hier de mogelijkheid van een ontslag omwille van wijziging van de arbeidsvoorwaarden, d.w.z. de werkgever zegt de betrekking op, maar biedt zijn werknemer tegelijkertijd aan de arbeidsovereenkomst (bijv. tegen gereduceerd tarief) voort te laten bestaan. Leuk bedacht, maar in de praktijk gaat dit plan maar zelden op. Want ook een ontslag omwille van wijziging van de arbeidsvoorwaarden is een ontslag, waar een medewerker verweer tegen kan voeren. De werkgever moet bewijzen dat de salariskorting de zachtaardigste manier is, om op de bedrijfsuitgaven te bezuinigen. Lege orderportefeuilles of dramatische schulden alleen vormen geen toereikend argument.
Het Bundesarbeitsgericht laat een opzegging van dien aard slechts toe, als de verliezen dusdanig toenemen dat een bedrijf mensen gaat ontslaan of zelfs tot liquidatie moet overgaan. Het advies aan het adres van een werkgever luidt in deze situatie meestal, om samen met het personeel overeenstemming te bereiken tijdelijk van salaris af te zien. Ook werktijdverkorting is natuurlijk een mogelijkheid, om tijdens een moeilijke periode personeel (gedeeltelijk) aan het werk te houden en voor bepaalde tijd de ontstane loonderving door de Arbeitsagentur te laten compenseren.
Meer weten over arbeidsrecht in Duitsland? Neem contact op met Gisela Surmann, Anja Romijnders of Torsten Viebahn, Fachanwälte für Arbeitsrecht.
Eerdere onderwerpen
• Wie ontslagen wordt, heeft automatisch recht op een ontslagvergoeding (zie ook JND 02-2011).
• Ontslagvergoedingen moeten met het bedrag van de ww-uitkering (Arbeitslosengeld) worden verrekend (zie ook JND 03-2011)