Aansprakelijkheid van bestuurders, directeuren en commissarissen (aflevering IV)

Aansprakelijkheid van bestuurders, directeuren en commissarissen (aflevering IV)

Hoofdelijke aansprakelijkheid

Bestuurders en raden van toezicht van Aktiengesellschaften, GmbH’s en Genossenschaften zijn (tegenover de onderneming) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de gedupeerde onderneming voor de volle hoogte persoonlijk verhaal kan halen op iedere aansprakelijke bestuurder van de onderneming.

De betalende persoon mag dan weliswaar – afhankelijk van zijn aandeel aan hetgeen veroorzaakt is – tegenover de verdere betrokkenen een interne aanspraak op compensatie hebben, hij moet echter vooreerst volledig zelf instaan voor de schade.

De ressortverdeling ontlast leden van het orgaan niet van controleplichten. De eisen die aan de afzonderlijke leden van het orgaan ten aanzien van de controleplicht worden gesteld zijn niet duidelijk gedefinieerd, waaruit in het geval van een schade een groot risico blijkt.

Deze “moeilijkheden van de orgaanaansprakelijkheid” zijn van bijzonder belang bij grote schades, bij ressortoverkoepelende aangelegenheden of in gevallen van opzet, waarbij de (hoofd)dader is gevlucht, met als gevolg dat thans aanspraken tegenover die personen worden geclaimd, die nog beschikbaar zijn.

Beperking van de aansprakelijkheid

Mogelijkheden om de aansprakelijkheid te beperken staan enkel in beperkte omvang ter beschikking.

Verjaring

Aanspraken op schadevergoeding van de onderneming wegens onzorgvuldig handelen verjaren doorgaans na vijf jaar. De termijn begint met het ontstaan van de aanspraak, ergo zodra de vennootschap de aanspraak heeft kunnen opeisen. Andere termijnen gelden bijvoorbeeld bij het overtreden van het voor de leden van het bestuur geldende concurrentiebeding of bij strafrechtelijke aanspraken.

Amplificatie: bewegingsvrijheid van de ondernemer in zijn handelen

Aan beslissingen van ondernemers is een economisch risico immanent. De beslissing een nieuw product op de markt te brengen of zich op nieuwe markten te bewegen, kan achteraf een economisch fiasco blijken te zijn. Dergelijke foutieve beslissingen veroorzaken niet in alle gevalle een schadeplichtig. Volgens de jurisdictie van het Bundesgerichtshof (ARAG/Garmenbeck vonnis van 21-04-1997) komt een schadeplicht pas in aanmerking, wanneer

– de grenzen van een verantwoordelijkheid, zorgvuldig en aan het welzijn van de onderneming georiënteerd zakelijk handelen duidelijk worden overschreden
– de bereidheid om op zakelijke risico’s in te gaan op onverantwoorde wijze is overdreven of,
– het handelen van de bestuurders om andere redenen in strijd zijn met de verplichtingen.

Aan de bestuurders van de onderneming wordt in aansluiting op de “business judgement rule” van de Amerikaanse jurisdictie een verdere bewegingsvrijheid in hun handelen toegekend. De grenzen van deze bewegingsvrijheid zijn van nature uit niet duidelijk. Hierover zal men in de afzonderlijke zaken nog steeds kunnen strijden. Het Bundesgerichtshof heeft in ieder geval duidelijk gesteld dat bij een nakoming van de

  • veelzijdige individuele verplichtingen en
  • controlemaatregelen achteraf, geen bewegingsvrijheid bestaat.

Wordt vervolgt