Aansprakelijkheid van bestuurders, directeuren en commissarissen (aflevering III)
Beginselen van de orgaanaansprakelijkheid in Duitsland
In Duitsland ligt het primaire risico voor bestuurders van ondernemingen en toezichtorganen op het gebied van hun aansprakelijkheid tegenover de eigen onderneming (interne aansprakelijkheid). Hier bestaan uitgesproken strenge aansprakelijkheidsnormen. Tegenover derden (externe aansprakelijkheid) is in eerste instantie weliswaar de onderneming aansprakelijk. Maar afhankelijk van het individuele geval is echter ook een directe aansprakelijkheid van de bestuurder mogelijk.
Interne aansprakelijkheid
Een interne aansprakelijkheid van de bestuurders stelt voorop:
Niet-nakoming van een verplichting
Een niet-nakoming van de algemene verplichting tot een behoorlijk en gewetensvol bestuur van de onderneming is van het hoogste gewicht. Daarnaast komen ook niet-nakoming van wettelijk geregelde individuele verplichtingen in aanmerking.
Schuld
Het criterium voor schuld is de zorgvuldigheid van een betaamd en gewetensvol bestuurder van de onderneming , resp. raad van toezicht. Persoonlijke eigenschappen zoals leeftijd en ervaring worden doorgaans niet in aanmerking genomen. Anders dan bij werknemers is voor een schuld die een aansprakelijkheid motiveert reeds een lichte nalatigheid voldoende.
Schade
Iedere benadeling van het vennootschapsvermogen vormt een schade. Hierbij tellen ook kosten die hun doel missen, gemiste winst of het plichtverzakend aangaan van verplichtingen voor de vennootschap (bijvoorbeeld onnodige/ongeschikte aanschaffing).
Causaliteit
De niet-nakoming van de verplichting moet de oorzaak voor de schade zijn. Een medeoorzaak is voldoende, d.w.z. een medeoorzakelijke niet-nakoming van verplichtingen door andere personen (zoals bijvoorbeeld de raad van toezicht) ontlasten vooreerst niet.
Ommekeer van de bewijslast
In afwijking van het beginsel dat de eiser de voor hem gunstige feiten dient voor te dragen en te bewijzen, leggen het Aktiengesetz en het Genossenschaftsgesetz het lid van het orgaan de bewijslast op. Dit beginsel geldt ingevolge de jurisdictie tevens voor de bestuurders en de raad van toezicht van een GmbH.
De onderneming kan zich er in de procedure tot beperken een bepaalde handeling van de bestuurder aan te geven, de schade aan te tonen en te bewijzen. Kan het lid van het orgaan zich dan niet van het verwijt disculperen de zorgvuldigheidsplicht niet te zijn nagekomen, en kan hij in de procedure geen desbetreffende feiten voordragen en bewijzen, wordt zijn in strijd met de verplichting zijnde handeling en de schuld ten laste van hem vermoed. Gezien de moeilijkheid om achteraf het ontlastende bewijs aan te voeren voor gedeeltelijk reeds langer geleden genomen beslissingen (bijvoorbeeld door het voorleggen van een documentatie van het beslissingsproces) wordt het risico van de aansprakelijkheid aanzienlijk groter.
Persoonlijke aansprakelijkheid
Leden van het orgaan zijn persoonlijk, onbeperkt en met hun gehele vermogen aansprakelijk voor schade die een gevolg is van door hen niet nagekomen verplichtingen.
Wordt vervolgd.