Het nieuwe Duitse verbintenissenrecht

Het nieuwe Duitse verbintenissenrecht

1.) Wijzigingen van het Duitse Burgerlijk wetboek

De wetgever heeft de beginselen van het contractrecht per 1 januari 2002 fundamenteel gewijzigd. Derhalve is het belangrijk om een eerste overzicht daarover te verschaffen, op welke gebieden deze wijzigingen ook voor u relevant worden en wat er voor reeds bestaande contracten geldt.

Voorbeeld: Een consument koopt een nieuwe wasmachine. Heeft de consument de wasmachine tot 31-12-2001 gekocht, geldt voor hem een garantietermijn van 6 maanden indien de wasmachine gebreken vertoont. Vanaf januari 2002 zijn verkopers echter twee jaar aansprakelijk voor apparatuur die gebreken vertoond.

2.) De wijzigingen

a) De opbouw van de wet wordt geheel nieuw vormgegeven
De voorschriften in het algemene gedeelte van het BGB (bijvoorbeeld vragen over verjaring; §§ 1 – 240 BGB oude versie) en het gedeelte over het recht inzake schuldverhoudingen (bijvoorbeeld Leistungsstörung, kooprecht of het recht inzake contracten over aanneming van werk; §§ 241 – 853 BGB oude versie) worden door de wijzigingen, nieuwe regelingen en de integratie van bijzondere wetten (bijvoorbeeld het AGB-Gesetz) opnieuw genummereerd. U vindt derhalve vele zaken onder een andere paragraaf.

b) wetten inzake consumentenbescherming nu “onder het dak” van het BGB 
Talrijke bijkomende wetten die georiënteerd zijn aan de consumentenbescherming en tot nu toe, in aanvulling op de regelingen van het BGB erbij moesten worden gehaald, worden in het BGB geïntegreerd. Hierbij tellen met name het AGB-Gesetz (AGBG), het Haustürwiderrufsgesetz (HwiG), het Verbraucherkreditgesetz (VerbrKG) en het Fernabsatzgesetz (FernAbsG). Inhoudelijk blijven de afzonderlijke regelingen verregaand onveranderd, gedeeltelijk worden zij echter gemodificeerd.

c) Probaat rechterrecht wordt nu wet
Nieuw is dat erkende rechtsinstituten in het BGB worden opgenomen, die tot nu toe niet wettelijk genormeerd waren. De voorwaarden hiervan zijn volgens oude tradities in de jurisdictie ontwikkeld. Zij helpen hiaten in de regelingen van de wet in bepaalde conflictsituaties te sluiten.

Voorbeeld: Schendt een contractpartner door eigen schuld de bijkomende verplichtingen van het contract (bijvoorbeeld indien hij de goederen gebrekkig verpakt), is hij aansprakelijk voor de schade die daardoor is ontstaan. Deze gevallen van zogenaamde “positieve contractschending” regelt nu § 280 BGB nieuwe versie.

d) de reform van het verbintenissenrecht heeft met name betrekking op vijf gebieden:– Verjaring

 

De verjaringstermijnen worden over het algemeen verkort
De wettelijke verjaring bedraagt thans drie jaar in plaats van tot nu toe 30 jaar (§ 195 BGB, n.v.) Deze verjaring geldt voor alle aanspraken, voor zover er geen bijzondere regeling bestaat. In dergelijke bijzondere regelingen kan er van de 3-jarige termijn worden afgeweken (bijv. 6 maanden, 1, 2, 5, 10 en 30 jaar). Er bestaan dus nog steeds verschillend lange verjaringstermijnen, die u in ieder afzonderlijk geval moet toetsen.

Het begin van de verjaring wordt opnieuw geregeld
De verjaring begint met het einde van het jaar waarin de aanspraak is ontstaan. Bovendien komt het principieel neer op uw kennis of grof nalatige onwetendheid van de omstandigheden die de aanspraak motiveren en over de persoon van de debiteur.

Uitzonderingen gelden bijvoorbeeld voor garantierechten bij een koopcontract of een contract over aanneming van werk. Hier begint de verjaringstermijn zodra de goederen worden overgegeven of wanneer het bestelde werk wordt afgeleverd, resp. is opgeleverd.

De verjaring wordt nieuw berekend
Er bestaan Hemmungstatbestände (schorsende omstandigheden) (§§ 203 – 209 BGB n.v.), regelingen ten aanzien van de Ablaufhemmung (het schorsen van het verstrijken van de verjaring) (§§ 210, 211 BGB n.v.) en regelingen ten aanzien van het nieuwe begin van de verjaring (§ 212 BGB n.v.), wat overeenkomt aan de stuiting die tot 31-12-2001 gold. Veel omstandigheden die volgens het oude recht tot een stuiting hebben geleid, schorsen thans slechts nog de verjaring.

– Verzuim en rente

De 30-dagen-regeling wordt veranderd
Met de maatregelen die de wetgever met de “wet ter bespoediging van opeisbare betalingen” heeft ingevoerd, moest het betalingsverzuim in de handel worden bestreden. Deze wet is een (anticiperend) bestanddeel van de reform van het verbintenissenrecht. Sinds 01-01-2002 blijken hierbij de volgende wijzigingen: als debiteur van een geldvordering raakt u pas 30 dagen na opeisbaarheid en betekening van de factuur in verzuim. Volgens de oude versie van wettekst was het voor de schuldeiser niet mogelijk om debiteur reeds voor afloop van de 30-dagen-termijn, door middel van een bepaling volgens de kalender of een sommatie, in gebreke te stellen. Sinds 01-01-2002 is dit veranderd. Nu dient het verzuim “uiterlijk” 30 dagen na ontvangst van de factuur te ontstaan, wat een voorafgaande sommatie of een bepaling van het verzuim volgens de kalender mogelijk maakt (§ 286 lid 3 BGB n.v.).

De hoogte van de rente wordt nieuw geregeld
De basisrente vervangt het disconto van de Deutsche Bundesbank en wordt in de toekomst in het BGB gedefinieerd (§ 247 BGB n.v). De jaarlijkse rente vanwege te late betaling bedraagt 5% boven de wettelijke basisrente, indien particuliere consumenten in de zaak participeren, 8% in de overige gevallen (§ 288 BGB n.v.)

Verzuim kan ontstaan zonder voorafgaande sommatie
Sommaties worden overbodig, indien het moment van de prestatie volgens de kalender kan worden bepaald, debiteur de prestatie definitief en serieus weigert of om bijzondere redenen (§ 286 lid 2 BGB n.v.)

Leistungsstörung (belemmering van de prestatie)

Het wettelijk kerngebied van de contractafwikkeling (bijvoorbeeld wat geldt indien überhaupt niet, te laat of verkeerd wordt geleverd) wordt fundamenteel gemoderniseerd en de rechten van de consument worden vereenvoudigd. Centraal begrip wordt de zogenaamde “plichtsverzaking” waaraan de rechtgevolgen aansluiten.

Indien een prestatie niet kon worden verricht, kwam de koper tot op heden schadevergoeding toe, indien de “onmogelijkheid” na contractsluiting was ontstaan (het gekochte schilderij is bijvoorbeeld na de verkoop vernietigd). Bestond de onmogelijkheid daarentegen reeds vanaf het begin af aan (er is bijvoorbeeld iets verkocht dat helemaal niet bestond) werd het contract simpelweg als ongeldig beschouwd; schadevergoeding kon de koper in dit geval niet ontvangen. Dit onderscheid is opgeheven omdat de toevallige omstandigheid of de onmogelijkheid voor of na contractsluiting is opgetreden, als onrechtvaardig is ingeschaald.

In het geval van een opzettelijke plichtsverzaking moest de schuldeiser tot op heden kiezen of hij afstand wilde nemen van het contract of schadevergoeding wilde claimen. Dit is echter niet in overeenstemming met de belangen in de praktijk, daar bij mislukte contracten regelmatig begeleidende schade ontstaat. Nu kon men naast de terugafwikkeling van het contract ook schadevergoeding claimen (§ 325 BGB n.v.)

De systematiek van de terugafwikkeling van contracten wordt geünificeerd. Het afstand nemen van een overeenkomst zal thans pas toelaatbaar zijn, wanneer de debiteur een hem opgelegde termijn onbenut heeft laten verstrijken. Slechts bij wijze van uitzondering zou er van deze termijn kunnen worden afgezien (bijvoorbeeld indien zij blijkbaar geen succes heeft gehad).

– Kooprecht

De regelingen inzake het kooprecht worden uitvoerig gewijzigd. Met name de kooprechtelijke garantierechten (bijvoorbeeld korting van de koopprijs, redhibitie van het koopobject of schadevergoeding) worden nieuw vormgegeven en de kooprichtlijn voor consumentengoederen wordt aan het BGB toegevoegd.

Het begrip “gebrek” wordt nieuw gedefinieerd
Vanaf 01-01-2002 worden alle gebreken aan een koopobject volgens kooprechtelijk garantierecht gelijk behandeld. Hierbij is het begrip “Sachmangel” uitgebreid.

Voldoet het gekochte goed niet aan de “verwachte eigenschappen” (§ 434 lid 1 zin 3 BGB n.v.), is er sprake van een gebrek. Producenten, resp. handelaren worden in de toekomst sterker aan hun reclameslogans (bijvoorbeeld in brochures, stickers op goederen) gebonden. Belooft bijvoorbeeld een autohandelaar een “drie-liter-auto” is hij aansprakelijk indien aan deze eigenschap niet wordt voldaan.

De zogenaamde “ikea-clausule” wordt thans uitdrukkelijk in § 434 lid 2 BGB n.v. geregeld. Volgens deze clausule is de verkoper niet alleen aansprakelijk indien hij de montage niet vakkundig uitvoert. Ook gebrekkige en onduidelijke montage-instructies kan men als gebrek aan het koopobject reclameren.

kooprechtelijke garantierechten opnieuw verdeeld
De consument heeft vanaf januari 2002 bij de koop van een gebrekkig koopobject het recht op “nakoming achteraf”, alsmede op een kortingsrecht of recht op ongedaanmaking van het contract na het stellen van een termijn (§§ 437, 440 en volgende BGB n.v.). Het begrip “redhibitie” voor de terugafwikkeling van het koopcontract bestaat in de toekomst niet meer.

De koper moet altijd als eerste stap nakoming vorderen (§ 439 BGB n.v.). Hij heeft volgens de nieuwe regelingen geen direct kortingsrecht of recht op ongedaanmaking van het contract, indien de gekochte goederen gebreken vertonen.

Echter heeft de koper in het kader van zijn vordering om de overeenkomst alsnog na te komen, de keuze of hij een vervangende levering (d.w.z. vlekkeloze goederen), of een verbetering van de goederen (d.w.z. het verhelpen van de gebreken door middel van een reparatie) wenst. Hierbij wordt het aantal pogingen van de verkoper om de gebreken te verhelpen in beginsel beperkt op twee maal. Indien de verlangde nakoming voor de verkoper met verhoudingsgewijs buitensporige kosten gepaard gaat, mag hij de gekozen nakoming weigeren. De koper moet zich dan naar de andere manier van de nakoming laten verwijzen.

Wil de koper, nadat de nakoming mislukt is, afstand nemen van de koop, moet hij de verkoper in beginsel geen termijn met het dreigement van weigering meer opleggen. Hier gelden thans de algemene voorschiften van het gebied van de Leistungsstörung. De speciale regeling in het kooprecht die tot nu toe gold, wordt opgeheven.

Verlengde garantietermijnen in het kooprecht
De garantietermijn voor gebrekkige goederen (§ 438 BGB n.v.) bedraagt thans twee jaar in plaats van zes maanden; handelt de verkoper arglistig, zelfs drie jaar. Bei de levering van bouwstoffen bedraagt zij vijf jaar. Heeft het koopobject een rechtsgebrek, geldt de verjaringstermijn van 30 jaar.

Aanvullende bijzondere regelingen ten aanzien van de zogenaamde goederenkoop door consumenten
Men spreekt van een koop van consumentengoederen, wanneer een particuliere consument van een ondernemer een roerende zaak koopt (§§ 474 en volgende BGB n.v.). Volgende bijzondere regelingen gelden dan:

Ten gunste van de consument wordt er in beginsel van uitgegaan dat een (typisch) gebrek aan de goederen reeds vanaf het begin af aan bestond, indien dit gebrek binnen de eerste zes maanden vanaf levering ontstaat. Deze wettelijke veronderstelling regelt § 476 BGB n.v. Het tegenbewijs zou de verkoper moeten aanvoeren.

De consument kan nu bij een koop van consumentengoederen verlangen dat hem de garantieverklaring schriftelijk of op een duurzame informatiedrager wordt overhandigd. De garantieverklaring moet eenvoudig en duidelijk zijn opgemaakt, alsmede uitvoerige informatie daarover bevatten, wie de garantie afgeeft (bijvoorbeeld naam, firma, adres). Bovendien moet zij op de wettelijke garantierechten wijzen die door de garantie zelf niet mogen worden beperkt. (§ 477 BGB n.v.).

Een verkorting van de verjaringstermijn op minder dan twee jaar bij nieuwe zaken is niet toelaatbaar, net zo min mag zij voor gebruikte goederen niet minder dan een jaar bedragen (§ 475 lid 2 BGB n.v.). Dit is met name belangrijk voor de commerciële verkoop van tweedehands auto’s. Tot op heden was het gebruikelijk dat handelaren tweedehands wagens “onder uitsluiting van iedere garantie” hebben verkocht.

Vanaf 01-01-2002 is dit niet meer mogelijk. De garantie voor minimaal één jaar mag niet meer worden uitgesloten, onafhankelijk van de kilometerstand van de wagen of het bouwjaar. Dit geldt nog steeds niet voor verkopen van “particulieren aan particulieren”.

– Contract over aanneming van werk

Ook in het handwerkersrecht gelden de getrapte garantierechten
Het recht inzake contracten over aanneming van werk wordt aan het kooprecht geassimileerd, met name het garantierecht wordt gewijzigd. Is een werk gebrekkig, moet de besteller allereerst nakoming achteraf verlangen, waarbij de belaste ondernemer kan kiezen of hij het gebrek wil verhelpen of een nieuw werk wil produceren (§ 635 BGB n.v.). Indien de nakoming achteraf mislukt, kan de besteller, nadat de termijn zonder succes is verstreken, het gebrek op kosten van de handwerker zelf verhelpen, afstand nemen van het contract, de vergoeding reduceren of schadevergoeding verlangen (§§ 634 en volgende BGB n.v.).

 

De verjaring wordt in het recht inzake contracten over aanneming van werk opnieuw geregeld
De verjaring bedraagt vijf jaar bij een bouwwerk en drie jaar bij niet concrete werken (bijvoorbeeld ontwerpen, planningen). Voor het overige bedraagt de verjaringstermijn twee jaar. Hetzelfde geldt ook voor reparatiewerkzaamheden. Hierbij is het onbeduidend of er nieuwe of gebruikte delen worden ingebouwd. De termijn kan in dit geval echter op één jaar worden gekort. Verzwijgt de ondernemer het gebrek arglistig, worden de termijnen verlengd (§ 634 a BGB n.v.).

Mag een kostenbegroting iets kosten?
Tot op heden was deze kwestie nog niet geregeld. Echter vanaf 01-01-2002 wordt er een nieuwe consumentenvriendelijke regeling van kracht: “in geval van twijfel” moet de consument de kostenbegrotingen vanaf deze datum niet meer betalen (§ 632 lid 3 BGB n.v.). Anders is dit wanneer de kostenplicht tussen de partijen uitdrukkelijk wordt overeengekomen en de handwerker dit kan aantonen. Een mondelinge overeenkomst is voldoende, via de “kleine lettertjes” kan deze echter niet ontstaan.

4.)Wat geldt er voor oude en nieuwe contracten tot en met en na 01-01-2002?

a) Voor contracten die tot 31-12-2001 zijn afgesloten

Hier geldt het oude recht verder. Bijvoorbeeld wordt de vraag of en hoe de algemene voorwaarden bestanddeel van het contract worden, naar de voorschriften van het AGB-Gesetz geregeld die tot nu toe hebben gegolden.

b) Voor contracten die u vanaf 01-01-2002 sluit

Hier zijn in beginsel geen overgangsregelingen voorzien. Dat betekent dat vanaf 01-01-2002 de nieuwe voorschriften worden toegepast.

onze tip
Indien u wilt toetsen of u de bestaande contracten moet wijzigen of aanpassen, neemt u dan op tijd contact op met een advocaat.

c) Er gelden overgangsregelingen voor vragen ten aanzien van de verjaring:

De nieuwe voorschriften ten aanzien van de verjaring gelden vanaf 01-01-2002 voor alle op deze dag bestaande en nog niet verjaarde aanspraken (artikel 229 § 6 EGBGB). Aanvang, belemmering en nieuw begin van de verjaring worden voor de periode voor 01-01-2002 volgens de oude regels bepaald.

Is de verjaringstermijn volgens het nieuwe recht langer dan de termijn volgens het oude recht, moet de oude (kortere) termijn gelden. In de praktijk is dit met name voor het kooprecht relevant, daar hier de termijn van zes maanden op twee jaar wordt verlengd. Voor alle contracten, die tot 31-12-2001 zijn gesloten, blijft het echter bij de verjaringstermijn van zes maanden. Is de verjaringstermijn volgens het nieuwe recht echter korter dan de termijn volgens het oude recht, geldt in beginsel de kortere termijn vanaf 01-01-2002.

d) Opgepast in speciale gevallen!

– wat geldt er voor reeds bestaande perpetuele schulden?

Op zulke contractuele relaties (bijvoorbeeld huur-, pacht- en arbeidsovereenkomsten) worden de nieuwe regelingen pas vanaf 01-01-2003 toegepast, zodat de contractanten de gelegenheid hebben om de contracten aan te passen (artikel 229 § 5 lid 1 zin 2 EGBGB n.v.).